De Dood

 
 

De Dood, een mens went er nooit aan.

Eén van mijn rammen is eergisteren gestorven en zijn vrouwtje nog geen dag later. De Witte is geboren in een nest van zes en al vrij vlug zagen wij dat hij de sterkste was. Hij kon vechten als geen ander.

Wegens plaatsgebrek moest hij even verhuizen en leefde hij een maand in het asiel van Booischot in een kleine kooi aan de zijde van Pluche, een Lotharinger . Maar tijdens mijn bezoekje aan het tehuis werd ik letterlijk overspoeld door verdriet. Remi en ik hebben dan ook stante pede besloten om hem samen met het dove konijn weer mee te nemen. Het beestje herkende ogenblikkelijk zijn oude fles, de kooi, de trappen gewoon alles waarmee hij was opgegroeid. De Witte was terug van weg.

Pluche stierf in de koude winter van december 2001. Het sneeuwde onophoudelijk en de dagen gaven niet veel om naar uit te kijken. De Witte at niet meer, door het gemis en wij zijn dan ook direct een tegenoffensief begonnen door hem in huis te halen. Toch na een week belandde hij in het ziekenhuis voor een infuus en dwangvoer. Pas twee dagen later mochten wij hem weer meenemen. Wij wisten dat het probleem zich zou herhalen als hij weer alleen naar buiten moest. Dat is ook waarom Katootje in zijn leven is gekomen. Zij was nog geen zes weken oud toen zij elkaar voor het eerst zagen. Ik heb de twee in een kring van spaanplaten gezet, rond de perenboom. Met hier en daar wat dozen om zich te verschuilen in geval van nood. En zoals verwacht joeg de De Witte op het vrouwtje, dat hem telkens te vlug af was. Kato was een bijzonder snel konijntje. ' s Avonds plaatste ik de eetkommetjes op verschillende plaatsen om hen nog wat tijd te geven en de rest heeft de natuur gedaan. De twee zijn zeer snel een echt koppeltje geworden.

Al de tijd verliep alles vrij goed maar er was ook een schaduwkant, die steeds meer van zich liet weten. Het vrouwtje moest na een jaar al onder narcose omwille van doorgroeiende kiezen. En de Witte sukkelde al vrij vroeg met snotaanvallen Voor zover wij ons herinneren bleven de opstoten beperkt tot enkele weken per jaar. Maar na de verhuis in december 2005 moest ik al vrij vlug de concentratie Baytril verhogen tot 10%, sterker kan niet meer en de opstoten waren chronisch geworden. Hij vermagerde, had een bultje op zijn rug, een abces, al door tranende oogjes en vaak een gebrek aan eetlust. Tijdens de laatste consultatie van Katootje had ik hem even meegenomen om het vrouwtje wat gerust te stellen. Daar zag ik hem weer voor het eerst onder het scherpe licht van de lampen en het drong tot me door hoe slecht hij er aan toe was. Koen raadde me aan om hem constant Baytril te geven. Dat heb ik ook een tiental dagen gedaan tot hij moeilijkheden kreeg met de stoelgang. Diep van binnen begon ik langzaam het ergste te vrezen. De winterdagen kunnen hard zijn…

Eergisteren ging ik dan zoals gewoonlijk naar hen toe. Om 10….20 … over acht ververs ik de bovenste kooien, soms één kooi dan weer allemaal. Daaropvolgend was ik eetbakjes uit als het nodig is om ze weer te vullen met een eetlepel groenvoer en stukjes gedroogd brood. Dat is een vast ritueel in de ochtend en de beestjes kennen dit. Nadat ik het karton van de andere konijntjes had vernieuwd en Duts en Vlekje weer wat vers hooi hadden gekregen, draaide ik me om verder te gaan met de kooi van De Witte. En daar lag hij dan met gestrekte pootjes. In de plastiek driehoek lagen er wat smeuïge houtkrullen doordrenkt van de stoelgang. De pels van zijn achterpootjes en stuitje waren vuil en dat werd me gewoon teveel, ik barstte in tranen uit.

Ja, al die tijd verwachtte ik het en toch ook weer niet. Elke keer denk je ondanks alles - als hij de winter maar doorkomt - en de volgende dag knip je weer nageltjes of trek je weer Baytril in een plastiek spuitje. Een week terug mengde ik nog poeder door flessenwater voor zijn buikje.
Ik herinner me nog Kato na de laatste narcose. De ingreep gebeurde tegen alle gewoonte in, in de late namiddag Er waren twee spoedgevallen die alles vertraagden. En na haar terugkeer kwam ze maar niet op gang. Om het tij te keren plaatste ik de beiden in het hooi van de bovenverdieping. Met een karton versperde ik de opening van de trap naar de uitgang om ze enkele uren bij elkaar te houden… Er gebeurt zoveel … En nu, wat nu, daar lag hij dan mijn kleine held, moe van het strijden in het vuil van zijn ziekte. Ik heb hem uit het hok gehaald, in een dweil gerold. De hele tijd in mijn armen gedragen tot Peter een doos vond om het lijkje in te leggen En al die tijd zat zijn vrouwtje op het stenen koertje voor zich uit te staren. Maar wij hadden geen van allen tijd, gewoon teveel om handen. Na wat heen en weer geloop hebben wij hem tenslotte naar de dierenkliniek gebracht voor verbranding. Bij mijn thuiskomst ben ik dan gehaast met de schoonmaak begonnen. Het volledige hok moest geschuurd en gesopt worden met azijnwater. Het hooi en de houtkrullen gooi ik altijd in een zak voor het groenafval. En het moet zo een 12 uur - 13 uur zijn geweest voor ik het vrouwtje in de kooi kon onderbrengen. Op het moment dat ik haar oppakte, voelde ik dat ze letterlijk verslagen was; Kato vluchtte helemaal niet zoals gewoonlijk, spartelde zelfs niet tegen. Ik wist ogenblikkelijk dat ik haar scherp in het oog moest houden. Tijdens de voedertijd besloot ik dan ook om haar wat bij te voeren. Peter merkte op dat ze nauwelijks dronk. Daarop voelde ik aan haar oren om de temperatuur en de conditie te polsen en ik schrok. Diep van binnen, begon het tot me door te dringen dat ze door de dood van De Witte in een shock was beland. Dit was duidelijk veel erger dan gewoon niet meer eten of wegkwijnen door een tekort aan nabijheid of koude. De sterke en jonge Kato was aan het sterven door het verlies en ik begreep opeens niets meer. Voorzichtig heb ik haar in het stro gelegd, gestreeld, verdwaasd door wat er al die tijd gebeurde terwijl ik huilde en huilde en steeds maar dezelfde stomme woorden prevelde; " Het is goed meiske, je mag naar de Witte gaan, het is goed ".

Gisteren in de vroege morgen heb ik haar dan gevonden, op haar zijde met verkleumde pootjes op nog geen worp van de plaats waar haar mannetje stierf. Het verdriet was haar teveel geworden en dat voor een konijntje….

Zij zijn weer samen… voor altijd. En ik moet al door maar huilen als ik de twee voor me zie…

Carina 

 
 terug